Een met vernuft uitgepakte blokkendoos

Zonder het ooit te hebben opgemerkt, ben ik er al die jaren aan voorbij gefietst; het eerste abstracte beeld van Amsterdam in het Leidse Bosje, ‘Horizontale compositie’, gemaakt door Henk Zweerus (1920 – 2005) in 1957. Mijn aandacht werd altijd getrokken door een ‘wild beeld’, een blauw mannetje dat de tak doorzaagt waarop hij zit. De in kalkzandsteen uitgevoerde sculptuur die onder een oude plataan is opgesteld is echter veel interessanter, maar dat wist ik toen nog niet. Het beeld staat er nog steeds, ietwat verweesd, terwijl het blauwe mannetje al lang van zijn tak is gevallen.

Door Bert Kuipers

Ook het beeld dat in 1960 op het Valeriusplein voor het Amsterdams Lyceum werd geplaatst, heb ik nooit opgemerkt, totdat ik er veertig jaar later ben gaan kijken. Al van verre word je getroffen door deze prachtig gecomponeerde ‘Verticale structuur’. Tegen de achtergrond van de huizenrij en de bomen, omspoeld door het stadsgewoel, toont het beeld in zijn uitvoering het gave vormgevoel, de planmatigheid en het perfectionisme van de kunstenaar. De zuil is niet gehouwen uit natuursteen, maar gegoten in een gigantische mal met sierbeton, de eerste toepassing van dit materiaal in de beeldhouwkunst. Deze abstracte totem is ontstaan in een periode dat Zweerus zijn eerste schetsen maakt voor een serie vormstudies die hij later, in de jaren zestig, ‘statuettes’ is gaan noemen.

Hoewel er na de oorlog geleidelijk aan steeds meer opdrachten komen voor monumenten in de openbare ruimtes van Nederlandse steden, heeft de beeldhouwer Zweerus het niet breed, te meer omdat hij na zijn academische tijd niet meer naar model en de natuur wil werken. Voor het beleg op zijn brood tekent hij met Constant de Canadese soldaten die de cafés van Amsterdam bevolken. Het is ook Constant die hem in aanraking brengt met Karel Appel en Corneille, maar hoewel de uitgangspunten van de beweging hem boeien, wordt hij nooit een echte Cobraman. Wel blijft hij deel uitmaken van zijn Bergense vriendenclubje, waartoe o.a., Friso ten Holt, Jaap Min, Constant en Gerrit en David Kouwenaar behoren. 

Het gaat Zweerus financieel wat beter als hij gevraagd wordt om docent te worden aan de pas opgerichte AKI in Enschede. Van 1950 tot 1955 is hij daar onder primitieve omstandigheden docent ‘vormstudies’. De latere stadsbeeldhouwer van Enschede, Gooitzen de Jong, is een leerling van hem. Samen met zijn collega-docenten Aldo van Eyck, Joop Hardy en Wim Brusse spoort hij wekelijks naar de textielstad. In 1954 maakt hij daar de wandsculptuur ‘Kijken en luisteren’ in opdracht van de schouwburg. Het beeld hangt nu, gered van de bronsoven en na wat omzwervingen, aan een muur in de beeldentuin van kasteel Nijenhuis te Heino, de dependance van De Fundatie in Zwolle. 

De onderwijsloopbaan van Zweerus zet zich voort via het IvKNO, de latere Rietveld Academie, naar de Technische Universiteit in Delft, waar hij op de afdeling Bouwkunde meer dan twintig jaar lector vormstudies is. Bekende architecten als Carl Weeber, Jan Benthem en Pi de Bruijn, die na de vuurwerkramp in 2000 de supervisie heeft bij de wederopbouw van Roombeek in Enschede, zijn studenten van Zweerus. Weeber, die volgens Pi de Bruijn altijd negens kreeg, herinnert zich: ‘Zweerus was zuinig met woorden, dat werkte bezwerend. Tijdens de oefeningen in Delft kwam hij uit zijn atelier, liep om onze werkstukjes heen, verzette zijn ronde zwarte petje, mat met zijn handen en vingers de verhoudingen na, tikte met zijn wijsvinger op het zwakste onderdeel, knikte en liep door. Voor ons voldoende om te zien waar de pijn zat.’ 

De vaste aanstelling, bezegeld door koninklijk besluit, stelt Zweerus in staat om dagelijks in zijn eigen atelier dat dichtbij de leslokalen ligt, te werken aan een serieel ‘rechthoekig vormonderzoek’. Schetsen die hij in zijn Amsterdamse periode heeft gemaakt en die de grondslag vormen van de beelden op het Valeriusplein en in het Leidse Bosje, dienen als uitgangspunt voor dit onderzoek, dat tien jaar zal duren. ‘Een obsessie!’, volgens een van zijn Delftse collega’s. Onverstoorbaar en geheel los van de Liga Nieuw Beelden, van Constant en zijn Nieuw Babylon, van Joost Baljeu en André Volten met hun van de Stijl afgeleid constructivisme en andere kubistische ruimteverkenningen, tracht Zweerus in navolging van zijn leermeester Bronner, een synthese te vinden van beeldhouwkunst en architectuur. Dat materialiseert zich in ruim zeventig ritmische variaties in met keimverf bestreken beton, gecomponeerd volgens eigenzinnige ordeningsprincipes. Volgens eigen zeggen, betrad hij daarmee een pad ‘om een gebied te verkennen terzijde van het hoofdverkeer’. Het architectonische ‘hoofdverkeer’ beweegt zich in die jaren voornamelijk in de contreien van de zielloze wederopbouw, volgens het snelle doe-maar-gewoon-dan-doe-je-gek-genoeg-principe. ‘Keine Experimente!’, roept Adenauer in Duitsland. 

Wanneer je nu op de Zuidas in Amsterdam loopt of komende vanuit de Leuvehaven over de Erasmusbrug in Rotterdam, of in het herbouwde vuurwerkrampgebied van Enschede de gebouwen beziet, dan valt onmiddellijk de architectonische schatplichtigheid op aan de gedurfde vormstudies van Henk Zweerus. Jaren ligt het grootse deel van zijn ‘statuettes’ in een kelder van het voormalige AKZO-gebouw in Arnhem. Sommige zijn elders in het land al dan niet verscholen tussen bosschages, zoals bij het museum Kranenbugh in Bergen, op te merken voor wie er een oog voor heeft. Een zestal is onlangs nog geëxposeerd in kasteel Doorwerth. Met twintig van deze betonnen beelden zijn nu twee Manhattans gebouwd, kleine conglomeraatjes van tachtig centimeter hoge wolkenkrabbers. Dit levert een ritmisch ornamenteel vormenspel op, zowel per exemplaar als per aantal te samen. 

Dit resultaat van een met vernuft uitgepakte blokkendoos is samen met de architectuurschetsen en een selectie uit de duizenden tekeningen, waaronder een toren van Babel van zes meter hoog die Zweerus in zijn latere jaren maakt, te zien en te koop bij Bert Kuipers Kunsthandel aan de Lonnekerspoorlaan 104 in Roombeek en bij Van Jeugd Architecten aan de Nieuwe Schoolweg 4 in Enschede. De tekeningen en gouaches die nooit geëxposeerd zijn, laten zien dat Henk Zweerus in zijn creaties over een schier onuitputtelijk abstract idioom kon beschikken. De tentoonstelling is een vingerwijzing naar de architectuur van nu en naar de beelden, die nog in de openbare ruimtes staan. Zij laat zien dat deze ambachtelijke en eigenzinnige kunstenaar zijn tijd ver vooruit was. Zijn werk is de trait d’union tussen beeld en gebouw in Nederland.